Door Henk Krijnen
Dit artikel verscheen ook op joop.nl:
Hoe PvdA en GroenLinks elkaar vonden – Joop – BNNVARA

Zelden verschijnt een boek dat de wording van een nieuwe politieke formatie zo intiem weet te verbeelden als Een links verhaal van Coen van de Ven. Met horten en stoten, en grotendeels onttrokken aan het oog van de buitenwereld, vinden de twee hoofdstromen van de Nederlandse linkse partijpolitiek elkaar.
Een fusie die te lang op zich laat wachten
Het uitgangspunt is bekend: decennialang droomt links Nederland van een progressieve volkspartij. Maar telkens strandt het op ego’s, partijbelangen of historische rancunes – of alles tegelijk. De val van het vierde kabinet-Rutte in 2021 vormt een kantelpunt. In de oppositiebanken treffen Jesse Klaver en Lilianne Ploumen elkaar: twee leiders die beseffen dat afzonderlijk doorgaan niet meer kan in deze tijd. De crisis van links woekert in hun ogen al te lang door.
Van de Ven vangt hun toenadering in miniaturen: gesprekken in een volkstuintje, telefoontjes laat op de avond, gedeelde irritatie over cynisme in de politiek. De avances beginnen met praktische coördinatie van het parlementaire werk in Eerste en Tweede Kamer. Langzaam groeit de pragmatische samenwerking op landelijk niveau uit tot iets groters: het geloof dat samenwerking niet alleen nuttig is maar ook noodzakelijk.
Na enige tijd blijkt dat de overgrote meerderheid van hun partijgenoten deze opvatting steunt. De crisis ter linkerzijde is ook volgens het merendeel van de leden existentieel. Het probleem is niet slechts het verlies van zetels, maar de erosie van het zelfbeeld. Geloven we nog in onze eigen politieke kracht? In die leegte ontstaat, aanvankelijk aarzelend, de drang naar vernieuwing. Groene en sociaaldemocratische politiek kunnen niet meer zonder elkaar, is de kerngedachte.
Wedergeboorte in stappen
De kracht van Van de Vens boek ligt in de minutieuze boekstaving van het fusieproces. Hij doet dit van binnenuit, mild en met het nodige inlevingsvermogen, maar behoudt voldoende distantie. Het boek lezend en herlezend ontwaar ik een vijftal fasen in het fusieproces.
1. Twee partijleiders vinden elkaar binnenskamers (2021–2022)
Tijdens de zittingsperiode van het kabinet-Rutte III, en zeker na de val van dit kabinet begin 2022, groeit bij beide partijleiders de behoefte aan samenwerking, nog zonder duidelijk eindbeeld. Klaver laat zijn overtuiging varen dat charismatisch leiderschap van hemzelf en de inzet van moderne mobilisatietechnieken meer politieke macht oplevert. Ploumen, allang voorstander van politieke bundeling ter linkerzijde, is een uitstekende sparring partner en wegbereider voor het idee van een toekomstige fusie met GroenLinks in haar eigen partij. Samen vertegenwoordigen zij de overgang van persoonlijk leiderschap naar collectieve verantwoordelijkheid – iets nieuws in linkse kringen.
2. Lobby van onderop werpt vruchten af (2022–2023)
Onopgemerkt, maar met directe steun van vele sympathisanten, komt ‘de basis’ in beweging. Niet vanuit zichzelf: het is de activistische club RoodGroen, aangevoerd door de onvermoeibare Frank van de Wolde, die als morele motor fungeert. De lobbygroep opereert gedisciplineerd en kiest haar momenten zorgvuldig. Vooral in de voorbereiding van partijcongressen is RoodGroen bijzonder actief. De interne pressiegroep is bijzonder effectief en heeft veel invloed op de poilitieke besluitvorming. Van de Ven schetst hoe de grassroots-energie van RoodGroen het fusieproces legitimeert. De samenvoeging komt daardoor niet top-down tot stand, maar wordt nadrukkelijk gedragen door leden en sympathisanten.
3. Zoeken naar het innerlijke zelf (2023–2024)
Na het naar buiten treden met een gezamenlijke lijst bij de verkiezingen van 2023 – met Frans Timmermans als lijsttrekker – volgt een fase van twijfel. De partijen boeken relatief succes (van 17 naar 25 zetels), maar er worden vraagtekens gezet bij het fusieprocest. Scherp geformuleerd: GroenLinks vreest opslorping, de PvdA verlies van identiteit. De fusie is geen technocratisch project maar een politiek-cultureel experiment. Twee partijpolitieke tradities schuren met elkaar, en partijleden moeten uit hun comfortzone komen. Dat vraagt om een gestructureerde aanpak van de culturele verandering die in beide partijen van de grond moet komen.
Vanaf dit moment werken de wetenschappelijke bureaus achter de schermen aan een nieuw politiek programma en een bijbehorende maatschappijanalyse. De onuitgesproken hoop is dat de aanstaande fusie hierdoor niet alleen op een steviger fundament komt te rusten maar ook meer wind in de rug krijgt. Er leven nog wat weerstanden op lokaal niveau, maar deze verstoren het fusieproces nauwelijks.
4. De buitenwereld oordeelt, lichte stagnatie (2024)
Nu er veel interne steun is voor intensieve samenwerking beginnen externe factoren een zwaarder stempel te drukken. Wordt het bestaansrecht van de partij ook in de buitenwereld erkend? Heeft de partij voldoende electorale aantrekkingskracht? Valt de partijleider in de smaak en hoeveel kritiek krijgt hij te verduren? En ook: kan hij de verschillende stromingen binnenboord houden? Timmermans, net terug uit Brussel, zoekt – in eerste instantie onwennig – zijn weg in de Nederlandse politiek. In de media ligt hij hevig onder vuur. Van de Ven schetst hem als tragisch-heroïsche figuur: gezaghebbend, maar gevangen in zijn eigen morele verhevenheid. De negatieve beeldvorming over zijn persoon in een aanzienlijk deel van de samenleving speelt hem en de samenwerkende partijen parten. Lang niet alle leden zien Timmermans daarom meteen al als geschikte leider. Met enige aarzeling, maar uiteindelijk met volle overtuiging, accepteren de leden hem als politiek leider. Maar dat hij en GroenLinks-PvdA worden bestempeld als ‘linkse elite’ blijft een fikse handicap.
5. De versnelling van het proces (2025)
Binnen de twee partijen neemt de onvrede over de trage voortgang van de fusie toe. De partijvoorzitters en partijbesturen krijgen het verwijt dat ze teveel op de rem staan, en misschien zelfs politieke moed missen. Het voorjaar is een kantelmoment. Een lezing van PvdA-Kamerlid Habtamu de Hoop in het voorjaar is de spreekwoordelijke knuppel in het hoenderhok. Hij krijgt veel steun voor zijn oproep tot een snelle fusie. Binnen enkele weken neemt de leiding van beide partijen opeens het voortouw. Er worden partijreferenda aangekondigd. De leden kunnen zich nog vóór de zomervakantie uitspreken voor of tegen een fusie.
De val van het kabinet-Schoof begin juni 2025 en de naderende verkiezingen werken als katalysator. Café Dudok in Den Haag vormt op 12 juni 2025 het symbolische toneel van opluchting en afscheid. De uitslag van het referendum doet Oost-Europees aan: negentig procent van de deelnemende leden stemt vóór. Dit moment van collectieve catharsis markeert het begin van iets nieuws: twee historische stromingen heffen zichzelf op om samen opnieuw te beginnen. Kort daarna nemen beide partijen op partijcongressen een positief principebesluit over een toekomstige fusie. Medio 2026 krijgt deze definitief haar beslag: er komt één nieuwe partij, met een nieuw beginselprogramma en een nieuwe naam.
Twee politieke mentaliteiten met elkaar laten rijmen
Terugkijkend lijkt de fusie tussen GroenLinks en de PvdA onvermijdelijk, maar Van de Ven laat zien dat het proces op elk moment kan ontsporen. Zijn boek leest wat dat betreft als een politieke thriller. Een foute afloop is altijd mogelijk. Deze onvoorspelbaarheid verklaart ook de voorzichtige aanpak van de twee partijvoorzitters en hun besturen.
Van de Ven richt de focus op de onderlinge cultuur- en stijlverschillen. De fusie is voor hem niet uitsluitend een politiek proces, het is ook en vooral een culturele botsing. De verschillen zijn naar zijn oordeel diepgeworteld in geschiedenis, stijl en zelfbeeld van beide partijen. De PvdA belichaamt volgens hem een cultuur van bestuur, plicht en pragmatiek: institutioneel, hiërarchisch en gericht op haalbare resultaten. Tegelijk echter is de partij moe van te veel compromisbereidheid in de afgelopen decennia. Ze moet zich hervinden, en traditionele sociaaldemocratische waarden moeten weer op de voorgrond geplaatst worden. Bij GroenLinks ligt het anders. De partij is idealistisch, debatgericht, stelt prijs op authentciteit en kent een horizontale, open structuur. Politiek is hier een moreel project. Het draait niet om wat haalbaar is, maar om wat juist is. Van de Ven noemt GroenLinks “de partij van het geloof in verandering zonder vergunning”: energiek, creatief, soms ongeduldig en allergisch voor compromissen.
De fusie brengt deze linkse – maar toch fundamenteel verschillende – politieke culturen samen. PvdA-leden vinden GroenLinks te luchtig en mediagericht, terwijl GroenLinks-leden de PvdA als bureaucratisch en traag zien. Dit verschil wordt zichtbaar in vergaderingen, taalgebruik en leiderschapsstijlen. De PvdA maakt notulen, GroenLinks creëert sfeer. De één spreekt over beleid, de ander over waarden. Waar de PvdA leiders wil die besturen, zoekt GroenLinks inspirerende leiders. De fusie dwingt tot vernieuwing en een eigentijdse, meer dynamische stijl.
Het succes ontstaat pas als beide partijen elkaars cultuur proberen te begrijpen in plaats van elkaar te willen veranderen. Persoonlijk vertrouwen tussen Klaver en Ploumen, gezamenlijke congressen en campagnes, en brugfiguren als bijvoorbeeld Marjolein Moorman, spelen een belangrijke rol. De geleidelijke samenwerking zorgt voor gewenning en gedeelde cultuurvorming. Volgens Van de Ven zijn juist de blijvende verschillen een bron van vitaliteit: de PvdA brengt stabiliteit en realisme, GroenLinks energie en vernieuwing. De fusie slaagt omdat men leert leven met meervoudigheid in plaats van uniformiteit. Van de Ven laat zien dat de fusie geen culturele assimilatie is, maar een oefening in respectvol verschil.
In een artikel in De Groene Amsterdammer – dat ongeveer gelijktijdig met zijn boek verschijnt – betoont Van de Ven zich minder optimistisch. Hij wijst erop dat de hoge mate van stemoverlap tussen PvdA en GroenLinks de diepte van hun culturele verschillen verhult. In de parlementaire praktijk lijken zij vaak eensgezind, maar dat zegt weinig over de interne logica van hun politiek handelen. Waar de PvdA politiek ziet als het beheer van macht, benadert GroenLinks diezelfde macht vaak als iets om te temmen of te wantrouwen. Juist deze subtiele breuklijnen kunnen in de toekomst doorslaggevend blijken voor de stabiliteit van de fusiepartij.
Nog meer afbreukrisico’s…
Aanvankelijk, in 2021, overheerst scepsis. Binnen en buiten de partijen zien velen de prille prille toenadering vooral als een wanhoopsdaad: een poging van twee in moeilijkheden verkerende partijen om via samenwerking hun overlevingskansen te vergroten. De beeldvorming is dat het gaat om een “fusie van verliezers”. De coalitie zou geboren zijn uit nood, niet uit overtuiging. Die perceptie kan op den duur fnuikend zijn.
Het wantrouwen zit in die fase nog diep: bij de PvdA vreest men verlies van identiteit, bij GroenLinks besmetting met bestuurlijk opportunisme. Dat het experiment niet meteen stukloopt, is vooral te danken aan de vertrouwensband tussen Jesse Klaver en Lilianne Ploumen. Hun wederzijds respect tempert de achterdocht en geeft het project ademruimte. De redding komt uiteindelijk van onderop: het initiatief RoodGroen verschaft het fusieproces morele legitimiteit. Niet de partijtop, maar de basis geeft het project geloofwaardigheid.
Toch blijft de samenwerking broos. In 2022 en 2023 duikt een ander gevaar op: leiderschapsgedoe. Het plotselinge vertrek van Ploumen en de daaropvolgende twijfel bij Klaver brengen het proces in een kwetsbare fase. Attje Kuiken, niet een hartstochtelijk pleitbezorger van fusie, neemt het fractievoorzitterschap van Ploumen over. Haar verdienste is dat zij de koers kalm en nuchter houdt. Klaver zet zijn persoonlijke ambities opzij. Dit is een zeldzaam moment van collectieve zelfdiscipline in een politiek klimaat dat vaak draait om persoonlijke profilering.
Het jaar 2023 brengt de meest delicate beproeving: de lijsttrekkerskwestie. De vraag wie het nieuwe gezicht van de gezamenlijk optrekkende partijen wordt, hangt maandenlang als een donderwolk boven de partij. Een openlijke strijd tussen Klaver, Kuiken en Moorman kan het hele project torpederen. De oplossing komt van buitenaf, in de persoon van Frans Timmermans. Zijn internationale statuur maakt het mogelijk dat de personen met leiderschapsambities een stap achteruit zetten zonder gezichtsverlies te lijden. Timmermans wordt niet gekozen ondanks zijn afstand tot Den Haag, maar juist dankzij die afstand. Zijn prestige is groot genoeg om ieders nederlaag dragelijk te maken.
Drijvende krachten achter de fusie
Wat maakt deze fusie, na decennia van mislukte flirtpogingen en halfslachtige samenwerkingen, nu wel mogelijk? Waarom valt het kwartje nu, terwijl het proces eerder telkens bleef hangen in ideologische trots, persoonlijke wedijver of electoraal wantrouwen? Heen weer pendelend in het boek ontdekte ik zes drijvende krachten die, elk op hun manier, het onwaarschijnlijke tot werkelijkheid maken.
De eerste drijvende kracht is structurele noodzaak. Zowel GroenLinks als de PvdA bevinden zich in een langdurige electorale achteruitgang. Verkiezing na verkiezing blijkt dat alleen doorgaan niet tot de gewenste politieke machtsvorming leidt. Wat in het verleden gold als luxeproject – het ideaal van progressieve samenwerking – wordt nu bittere noodzaak. De fusie is geen keuze uit overvloed, het is een daad van zelfbehoud.
Noodzaak alleen is echter niet voldoende. Er moet ook iets veranderen in het denken, in de manier waarop beide partijen naar zichzelf kijken. Dat brengt ons bij de tweede kracht: ideologische convergentie. De oude tegenstelling tussen sociaaleconomische en ecologische prioriteiten, ooit het breekpunt tussen sociaaldemocraten en groenen, is grotendeels verdwenen. Waar de PvdA duurzaamheid inmiddels als sociaal vraagstuk ziet, erkent GroenLinks de noodzaak van economische rechtvaardigheid.
De derde drijvende kracht is persoonlijk vertrouwen. Zonder de goede verstandhouding tussen Klaver en Ploumen, zo toont Van der Ven aan, krijgt de samenwerking nooit vleugels. Hun relatie is geen bondgenootschap uit berekening, maar uit wederzijds respect. Als later Frans Timmermans het leiderschap overneemt, wordt de vertrouwensbasis verbreed. Zijn gezag biedt de partijen een gezamenlijk referentiepunt. Leiderschap betekent hier niet domineren, maar verbinden.
Daarnaast speelt activistische druk een beslissende rol. De beweging RoodGroen, vooral bestaande uit jonge partijleden en minder behept met het verleden, oefenen druk uit van onderop. Zij zien de fusie niet als strategisch huwelijk, maar als maatschappelijke plicht. Klimaatverandering, ongelijkheid, woningnood: de nieuwe generatie eist een verenigd links dat bovendien het systeem niet langer managet, maar verandert. Zo krijgt het fusieproces morele urgentie.
De vijfde kracht is paradoxaal genoeg traagheid. Wat vaak als zwakte geldt – de eindeloze overlegcultuur, de voorzichtigheid, de tussenstappen – blijkt uiteindelijk een zegen. Door niet te forceren, slijten wederzijdse angsten. Eerst samenwerken, dan pas fuseren: het proces duurt jaren, maar de traagheid ervan werkt productief. De fusie komt niet door een doorbraak, maar door het geleidelijk wegsmelten van het traditionele wantrouwen.
Tot slot wijst Van de Ven op een subtieler, maar misschien wel wezenlijk element: politieke en culturele rijping. Waar vroeger het idee bestond dat gekozen moest worden tussen zuiverheid en macht is nu de leidende gedachte dat beide zonder elkaar betekenisloos zijn. Zuiverheid zonder invloed is morele ijdelheid. Macht zonder moreel kompas is leeg cynisme. In beide partijen had deze genuanceerde denkwijze al ingang gevonden. Feit blijft dat deze spanningsverhouding tussen bestuurlijke verantwoordelijkheid nemen en politiek voor de eigen idealen blijven strijden permanent aanwezig blijft.
Hoe dan ook, de fusie markeert een symbolische volwassenwording van de progressieve beweging. Het resultaat is, zoals Van de Ven het noemt, een ‘paradox van hoop’: juist door pragmatisch te worden, behoudt links zijn idealisme.
Politiek als sociale choreografie
Naar Coen van de Vens overtuiging overstijgt de fusie van GroenLinks en PvdA het partijpolitieke. Ze vormt een spiegel van de democratie zelf. Terwijl populisme en technocratie het publieke debat verengen, toont dit proces dat verandering ook traag, relationeel en menselijk kan zijn.
Van de Ven ziet politiek niet uitsluitend als strijdtoneel, het is ook sociale choreografie: een collectieve oefening in vertrouwen. Zijn metafoor van een vloot – tientallen schepen die leren in formatie te varen – verbeeldt dat geduldige evenwicht tussen coördinatie en autonomie. In die traagheid schuilt een zekere schoonheid. De auteur humaniseert zijn onderwerp met zeldzame empathie. Hij schrijft over politici als feilbare mensen, gedreven door twijfel en ambitie. Zijn stijl balanceert tussen reportage en essay: helder, ritmisch, soms bijna filmisch. Een links verhaal ademt de melancholie van idealen die overeind blijven – ondanks hun erosie.
Netelige kwesties
In zijn boek is Van de Ven meer deelnemer-observator dan criticus. De blik richt zich dan ook vooral naar binnen, naar de psychologie van leiderschap, en minder naar buiten, naar de betekenis van de fusie voor potentiële kiezers en voor de politieke verhoudingen in zijn algemeenheid. Ook controversiële onderwerpen – als bijvoorbeeld migratiepolitiek, defensie en de organisatie van de nieuwe verzorgingsstaat – komen zijdelings aan bod. Evenals de kwaliteit en houdbaarheid van de voorgestelde progressieve hervormingsplannen of de gepresenteerde maatschappij-analyse.
Een centrale vraag, ook na de formele fusie, is hoe de nieuwe partij zich tot macht zal verhouden. Kan een partij die is geboren uit activisme en moreel idealisme tegelijk de verantwoordelijkheden van bestuur dragen? In zijn Groene-artikel wijst Van de Ven erop dat deze spanning tussen protest en participatie de ware lakmoesproef zal vormen voor GroenLinks-PvdA. De kracht van de beweging hangt niet alleen af van haar idealen, maar van haar vermogen macht te gebruiken zonder erin op te lossen.
Een ander thema dat in het boek wat minder aandacht krijgt, is of de nieuwe partij zich kan ontwikkelen tot een volkspartij-nieuwe stijl, het streven van Frans van Timmermans. Van de Ven benadrukt in hetzelfde artikel in De Groene dat de klassieke sociale zuilen, waarop de sociaaldemocratie ooit rustte, grotendeels verdwenen zijn. Een nieuwe volkspartij kan dus niet langer steunen op herkenbare sociaal-homogene groepen in de maatschappij, met de verzorgingsstaat als bindmiddel. Ze moet hard haar best doen om uiteenlopende bevolkingsgroepen politiek aan zich te binden. En dat zonder de onderlinge verschillen tussen deze groepen te ontkennen of glad te strijken. De fusie is een belangrijke stap, maar de werkelijke test zal zijn of de nieuwe partij – rekening houdend met de maatschappelijke verscheidenheid – een nieuw gemeenschappelijk links verhaal kan schrijven dat niet alleen bij een progressieve voorhoede aanslaat.
Een laatste gevaar dat op de loer ligt, is een ongecontroleerde leiderschapswisseling. Waarschijnlijk is die pas aan de orde als de fusie in kannen en kruiken is. Eerder is Frans Timmermans zeker niet van plan om het politiek leiderschap op te geven. Daarna zijn er verschillende scenario’s mogelijk. De brandende vraag is: kan de dan zittende partijleiding in voldoende mate de regierol op zich nemen? De afgelopen vier jaar is dat wel gebeurd, maar dat is geen garantie voor de toekomst. Hoe dan ook, een verwoestende interne partijstrijd tussen verschillende kandidaten moet worden voorkomen. De genante worstelpartij tussen Asscher en Samsom is hierbij het afschrikwekkend voorbeeld.
Maar deze kritische kanttekeningen ten spijt: Coen van de Ven biedt met zijn boek een uniek inkijkje in de coulissen van de macht, zonder cynisme. Politiek verschijnt niet als rekensom, maar als morele oefening: leren omgaan met verschil zonder te breken. Een links verhaal is daarmee meer dan een reconstructie. Het is ook een boeiende – en bij tijd en wijle opwekkende – beschouwing over macht, moraal en democratische volharding.
Henk Krijnen is politicoloog en publicist. Hij is samen met Radi Suudi oprichter van de website progressief.nu.
De beide publicaties van Coen van de Ven:
Een links verhaal. Hoe GroenLinks en de PvdA ondanks alles één werden. Uitgeverij Das Mag, Amsterdam, september 2025.
Op zoek naar bestaansrecht. De toekomst van een linkse fusiepartij. De Groene Amsterdammer, 24 september 2025.
